Het selecteren van fokdieren bij gerbils We beschouwen hier enkel de in
gevangenschap meest voorkomende soort gerbil: de Mongoolse gerbil (Meriones
unguiculatus).
Veredeling van de soort zou een van de belangrijkste doelen moeten zijn
van een gerbilfokker. Verbetering door selectie vereist geen excessieve
kennis van de genetica, maar is vooral gebaseerd op een goed
"fokkersoog" voor de dieren, tegelijkertijd met het goed observeren van
de leefgewoonten van de gerbil en voldoende kennis van de elementaire
voedselbehoeften.
Toch is het belangrijk de basisregels van de vererving in het
achterhoofd te houden, zeker als men zich niet gaat beperken tot het
eens fokken van een nestje, maar wil overgaan tot het gericht fokken van
bepaalde kleuren en, waarom niet, het bestendigen van nieuwe mutaties.
Belangrijk hierbij is uit te gaan van gezonde ouderdieren, die het waard
zijn om in zo'n fokprogramma opgenomen te worden. Het heeft geen zin om
ergens minderwaardige dieren te gaan aanschaffen en jaren te moeten
fokken om bijvoorbeeld eerst de lichaamsbouw op een zeker peil te moeten
brengen, alvorens men aan de gerichte kleurenfok kan beginnen. Dit
ontmoedigt meestal goedbedoelende, beginnende liefhebbers.
Hier ligt ook de taak van een knaagdierclub als Rodent om deze
geïnteresseerde mensen aan goed basismateriaal te helpen en
tegelijkertijd voldoende advies te verstrekken om de fokkerij van een
goede start te verzekeren. Waar moet men nu echter op letten om aan deze
dieren te geraken?
Om te beginnen, schaf enkel jonge dieren aan, tenzij het iets oudere
dieren betreft die in het kader van een uitwisseling aangeboden worden
en waarvan men weet dat ze gezond, vruchtbaar en niet té oud zijn om
zich voort te planten. Deze regel zal veel misnoegdheid vermijden.
Gerbils van ongeveer twee maanden oud zijn ideaal om mee te starten. Ze
zijn reeds zelfstandig sinds hun vijfde week en zijn reeds enkele
kritische stadia in hun jonge leven voorbij. Als ze deze fase zonder
kleerscheuren doorgekomen zijn, is er zeel veel kans dat ze het in hun
verdere leven zullen brengen tot goede fokdieren. Immers, de meeste
problemen en uitval door ziekte, zwakte of optreden van lethale en
sublethale factoren komen tot uiting in de eerste acht weken van hun
leven.
Op de leeftijd van twee maanden zijn deze dieren nog zeer flexibel
kwestie van aanpassing aan een nieuw verblijf, een nieuwe omgeving of
een nieuw soort voedsel. Wat ook belangrijk is: tot deze periode zijn ze
ook zeer verdraagzaam tegenover soortgenoten, waar wij gebruik kunnen
van maken voor het samenstellen van kweekkoppels. Dit is altijd
moeilijker met oudere dieren in het algemeen, maar zeker met oudere
gerbils. Het zijn zeer kieskeurige dieren die er in de partnervorming
soms zeer eigenaardige gewoontes op nahouden. Daarop komen we later nog
terug.
Bij twee maanden oude gerbils is het reeds goed mogelijk het geslacht te
gaan bepalen. Hiervoor gaan we de dieren voorzichtig aan de basis van de
staart oppakken, ze met de voorpootjes laten rusten op de andere hand en
de buikzijde naar ons toedraaien. Hierbij gaan we ons toespitsen op de
zone aan de staartbasis. Bij de vrouwtjes is er eigenlijk niets
spectaculair te zien, en de geslachtsopening staat veel dichter bij de
anus dan bij de mannetjes.
Bij de mannetjes echter is een donkere, dun behaarde zone merkbaar, het
scrotum. Het is de kunst deze geslachtsbepaling vrij snel uit te voeren,
aangezien de dieren soms wel eens vrij nerveus van aard zijn en zeker
wanneer ze zich in zo'n kwetsbare positie bevinden. Het is van het
grootste belang dat we de dieren werkelijk aan de staartbasis vastnemen
en niet halverwege de staart, omdat dit ertoe zou kunnen leiden dat het
vel van de staart eraf stroopt, de staart afbreekt en... deze groeit er
nooit meer terug aan zoals bij reptielen. Dit kan ook aanleiding zijn
voor beschadiging van de rugwervels en het bekken van de dieren. Dus,
voorzichtig en kalm zijn bij deze operatie is de boodschap.
Wat ook opvalt, wanneer we de buik van de gerbil van nabij gaan
bekijken, is de geurklier die zich ter hoogte van de navel bevindt en
zichtbaar is als een lange donkere streep op de buik. De dieren
gebruiken deze om hun territorium en koloniegenoten te markeren en te
herkennen. Men zal meermaals zien dat een gerbil in zijn verblijf zich
met de buik tegen stenen, wanden of soortgenoten gaat schuren. Dit dient
om zijn geurmarkeringen aan te brengen of op te frissen.
Als men de dieren in een nieuw verblijf plaatst, is dit meestal het
eerste wat ze gaan doen als ze zich op hun gemak gaan beginnen te
voelen. Onze nieuwe aanwinst moet over helder blinkende ogen en pels
beschikken, die een uiterlijk teken van gezondheid zijn. De snuit moet
relatief droog zijn, een natte snuit wijst op een verkoudheid en dit kan
ernstige problemen veroorzaken. De pels moet glad aanliggen. Een licht
opgezette pels wijst meestal op een mindere conditie.
De staart van een twee maand oude gerbil zou moeten ongeveer tweederde
van zijn totale lengte zijn, zonder knikken, recht en zonder
verdikkingen. Naar het einde toe moet hij over een toefje haren, de
pluim, beschikken. Verder moet de staart zo uniform mogelijk behaard
zijn. Ook poten en de hals mogen geen kale plekken vertonen. Dit kan
soms wijzen op de aanwezigheid van parasieten, of te wijten zijn aan
genetische afwijkingen. De oortjes zijn aan de buitenkant goed behaard
en worden rechtop gedragen. Rond de mond mogen zich geen korstjes
bevinden en de binnenkant van de mond moet helder roze schijnen.
Het algemene beeld van de nieuwe gerbil zou er een moeten zijn van een
uiterst levendig, alert en nieuwsgierig diertje, uitgenomen natuurlijk
wanneer deze zich in de non-actieve of slaapperiode bevindt. Wanneer de
gerbil zenuwachtig en schrikachtig in de kooi rondloopt en continu de
neiging heeft om zich te gaan verstoppen, kan deze best blijven waar hij
is.
Een goede gerbil is een zeer nieuwsgierige gast, die zich, wanneer men
hem voorzichtig benadert gewillig laat aanraken en strelen, en zelfs
dikwijls op onze uitgestoken hand plaatsneemt, en die gemakkelijk uit de
hand eet.
Als je een gerbil aankoopt, vraag dus aan de verkoper of hij het dier
een beetje voer wil verstrekken. Op deze manier kan je dan controleren
of het dier voldoende alert reageert en of het wel degelijk goed eet.
Meteen kan je ook vragen wat de verkoper precies voedert, om zo het
voedingspatroon achteraf niet al te veel te verstoren.
Fokparen samenstellen
Het spreekt vanzelf dat we als we fokparen samenstellen, we het best
vertrekken van zo gezond mogelijke dieren. Om al te veel complicaties in
de beginperiode te vermijden nemen we best onverwante dieren om mee te
starten.
Als we dan achteraf via lijnenteelt bepaalde erfelijke eigenschappen
zullen moeten gaan bestendigen, hebben we zo relatief weinig risico op
degeneratieverschijnselen.
Belangrijk is dat de dieren hun partner accepteren. Daarom nemen we
exemplaren van ongeveer twee maanden oud, en zetten er bijvoorbeeld twee
mannetjes en twee vrouwtjes van samen. De gerbil is meestal vrij
kieskeurig wat partnerkeuze betreft, dus geven we hen de mogelijkheid om
zelf de meest geschikte partner te zoeken. Indien twee van de dieren
blijkbaar gekoppeld zijn, gaan we de andere wegnemen, en eventueel
samenzetten met anderen, om zo tot de ideale kweekkoppels te komen.
Mannetjes op iets oudere leeftijd zijn niet altijd meer geneigd om een
concurrent naast zich te dulden en zullen op een gegeven moment de
"indringer" gaan aanvallen, wat dikwijls een gevecht op leven en dood
betekent. Ook sommige vrouwtjes kunnen hun onbekende nieuwe
koloniegenoten soms lelijk toetakelen, maar kunnen toch over het
algemeen beter onderweg met soortgenoten. Een kleine kolonie kan dus
bestaan uit een mannetje en twee à drie vrouwtjes, afhankelijk van de
plaats die ze toegemeten krijgen.
Hierbij moet men er ook rekening mee houden, dat er meestal vrij snel
jongen zullen grootgebracht worden, die ook gedurende minimum een tot
twee maanden bij de kolonie zullen blijven en, indien we een lijnenteelt
gaan toepassen, mogelijk voor de rest van hun bestaan in dezelfde
omgeving zullen blijven leven.
Het is dus belangrijk om de kooien van in het begin niet te klein te
voorzien. Als de fokkolonies eenmaal samengesteld zijn en deze zich aan
hun nieuwe omgeving aangepast hebben, kan men enkel nog dieren wegnemen,
maar er geen nieuwe meer bij plaatsen, dit om hevige ruzies onder de
dieren te vermijden.
Bij het samenstellen van de koppels gaan we meestal uit van de
specifieke eigenschappen en de kleur die ze hebben, met het doel min of
meer de kleur en de eigenschappen van de nakomelingen te gaan bepalen.
Het is daarom belangrijk dat we min of meer van de elementaire
verervingsformules van de gerbils op de hoogte zijn. Een beetje studeren
komt er altijd bij... De erfelijke formules kan je altijd op de
gerbilpagina van de standaardbeschrijvingen raadplegen.
Kweekgedrag
Het fokken met gerbils is op zichzelf niet zó moeilijk, indien men ze
gerust laat zullen ze in bijna alle omstandigheden tot voortplanten
overgaan zonder speciale voorzieningen. Om echter gericht te gaan fokken
volgens jouw keuze in plaats die van hen is het noodzakelijk iets meer
te weten over hun kweekgedrag.
De vrouwelijke gerbils krijgen hun eerste bronst rond de leeftijd van
10-12 weken. Hierbij speelt het geen rol welke periode van het jaar het
is, gerbils kunnen op gelijk welk tijdstip en meerdere malen per jaar
jongen krijgen. Buiten de bronst zullen de vrouwtjes geen sexuele
interesse vertonen voor het mannetje. Komt deze periode echter
dichterbij, dan zal door hormonale afscheidingen het ontwikkelen van
eicellen gestimuleerd worden. Door de productie van oestrogenen wordt de
eisprong geïnduceerd, waarna door productie van progesteron de
baarmoederwand voorbereid wordt om de bevruchte eicellen te ontvangen.
De vrouwtjes kunnen enkel bevrucht worden op het hoogtepunt van de
bronst, die 12-18 uur duurt en zich ongeveer elke 6 dagen herhaalt. Ook
bij de mannetjes zijn er op gebied van voortplanting schommelende
periodes van verhoogde of verlaagde activiteit waar te nemen. Het meeste
kans op slagen heeft men in de zomerperiode, de nesten hebben dan ook
gemiddeld genomen meer jongen. In de winter is er een verlaagde
voortplantingsactiviteit. De eigenlijke bevruchting is niet op 1-2-3 in
orde... bij de copulatie komt een heel ritueel kijken.
Eerst gaan beide dieren uitgebreid aan elkaars genitale zone snuffelen.
Ondertussen begint het "trommelspel". Het mannetje gaat een serie
trommels geven met de achterpoten. Dit herhaalt zich 2-10 keer. Indien
het vrouwtje dekbereid is, zal ze zich voor het mannetje uitstrekken om
hem uit te nodigen om te paren. Het mannetje zal nu verscheidene keren
copuleren en daarna de genitaliën likken, bij dit ritueel wordt nogal
wat heen en weer gerend en getrommeld. Hierbij wordt echter nog niet
geëjaculeerd. De penetratie moet minimaal tien maal herhaald worden,
alvorens het mannetje in staat is te ejaculeren.
Indien de paring geslaagd is, gaan zowel het mannetje als het vrouwtje
de genitaliën schoonlikken. Als het vrouwtje uiteindelijk bevrucht is,
zal ze na een draagtijd van 24 -28 dagen 3 - 6, soms meer jongen werpen.
Er zijn gevallen bekend van nesten met tot 12 jongen, maar dit zijn
uitzonderingen.
Bevallen doet het vrouwtje in een zelfgemaakt nest van zachte materialen
of hooi, dat meestal verstopt is in een holte in het gangenstelsel dat
ze graven, dit om de jongen maximaal te beschermen.
Indien ze zich in hun kooi op hun gemak voelen, kunnen ze ook gewoon hun
jongen krijgen in een hoekje van het gerbilarium dat ze eerst voorbereid
hebben met zeer kort gebeten hooi. De ouders zorgen in het begin zelf
voor de thermoregulatie van de jongen. De eerste dagen gaan de
moedertjes over hun jongen heen zitten om ze te beschermen en te
beschutten tegen de kou.
Hierdoor krijgen de jongen ook maximaal de kans om te gaan zuigen.
Indien het echter warmer wordt, zullen ze de jongen in het nest laten
liggen en er gewoon naast zitten, ofwel verhuizen ze de diertjes naar
een koelere plek wanneer het werkelijk te warm wordt. Het zijn tenslotte
woestijndieren die zich aan alle omstandigheden moeten kunnen aanpassen.
De jongen komen naakt en blind ter wereld, en zijn op zichzelf volkomen
hulpeloos. Ze hebben ongeveer de grootte van een boon. De ogen gaan pas
open na 10-12 dagen. Zoals alle knaagdieren hebben ook gerbils het
vermogen om zeer veel jongen op korte tijd te produceren. Het is geen
zeldzaamheid dat ze post-partum gedekt worden en dus reeds zwanger zijn
terwijl ze nog aan het zogen zijn.
De nieuwe jongen komen dus ter wereld ongeveer vier dagen tot een week
nadat de vorige gespeend zijn. Indien men de zaak wat wil beperken zal
men hierop moeten letten, want gerbilvrouwtjes zijn gedurende zeker 15
maanden vruchtbaar, de mannetjes zelfs tot 20 maanden. De vele drachten
kunnen de dieren gaan vermoeien en uitputten, zodat voorzichtigheid
geboden is.Tijdens de dracht en het zogen kunnen we de vrouwtjes een
iets rijker voedsel verstrekken, dat iets meer vetten, calcium en fosfor
bevat. Dit kunnen we doen door wat meer vers groenvoer te verstrekken in
combinatie met wat meer zonnepitten. We moeten echter niet gaan
overdrijven, anders worden onze dieren gauw te vet, wat ook funest is
voor hun gezondheid. Het is dus noodzakelijk onze dieren van nabij te
volgen, wil men ze in topconditie houden.
Gerbil vrouwtjes zijn over het algemeen zeer zorgzame moeders. Het zijn
sociale dieren, waar ook de territoriumgenoten op de jongen zullen
letten.
Hierbij speelt ook het mannetje een rol. Indien een jong naast het nest
gevallen of gekropen is, zal hij het er naar terug moeten brengen, of in
sommige gevallen zijn vrouwtje er attent op maken dat ze meer moet
letten op haar kroost... De jongen blijven 21-24 dagen bij de moeder,
waarna ze gespeend worden en zelf vanaf hun 10-12 weken voor
voortplanting kunnen zorgen.
© Rodent vzw
|
|