Stereotiep graven bij Mongoolse gerbils en hoe het kan worden voorkomen Iedereen
die Mongoolse gerbils houdt kent het probleem: de gerbils graven constant in de
hoeken van hun kooi of bak. Dit is geen normaal gedrag zoals het in de natuur
voorkomt vanwege zijn karakteristieke patroon is hier sprake van zogenoemd
'stereotiep graven'. Ik wil hier een eenvoudige methode voorstellen die helpen
kan de ontwikkeling van dit gedrag bij Mongoolse gerbils te voorkomen.
Wat is stereotiep gedrag?
Stereotiep gedrag is vaak thema van wetenschappelijke onderzoeken. Dieren die in
gevangenschap worden gehouden laten soms bewegingspatronen zien die uit een of
meer gedragselementen bestaan die steeds herhaald worden. Dit gedrag hangt
meestal af van de omgeving waarin de dieren gehouden worden. Paarden
bijvoorbeeld beginnen vaak te 'weven' (heen en weer zwaaien met de kop) wanneer
zij voor een langere periode in boxen worden gehouden. Het heen en weer lopen
('ijsberen') van tijgers, ijsberen en andere roofdieren in dierentuinen komt
omdat dat de dieren te weinig plaats hebben. Het schijnt dus niet onmogelijk dat
het stereotiepe graafgedrag bij gerbils ook door de grootte van de kooi
beïnvloed wordt.
Wat veroorzaakt stereotiep graven bij gerbils?
Christoph Wiedenmayer, een Zwitserse psycholoog, heeft bewezen dat de grootte
van de kooi niet de relevante factor is voor de ontwikkeling van stereotiep
graven bij gerbils. In zijn proefschrift CAUSATION OF THE ONTOGENETIC
DEVELOPMENT OF STEREOTYPIC DIGGING IN GERBILS Wiedenmayer C, 1997, Animal
Behaviour, 53(3), 461-470) heeft hij de oorzaak van dit gedrag bij gerbils aan
de universiteit van Zürich onderzocht.
Het wetenschappelijke experiment:
In zijn eerste experiment werden gerbilfamilies in standaard laboratoriumbakken
van verschillende grootte gehouden. Graafgedrag was niet afhankelijk van de
kooigrootte : alle gerbils in alle bakken ontwikkelden stereotiep gedrag. Daarom
nam Wiedenmayer aan dat het gebrek aan adequate stimuli die het graven in de
vrije natuur controleren voor dit gedrag verantwoordelijk zou kunnen zijn.
Op zoek naar deze adequate stimuli vroeg hij zich af: wat is de motivatie, het
doel van het graven, dus waarom graven gerbils? In hun natuurlijke omgeving
graven gerbils ondergrondse gangenstelsels die uit meerdere, door tunnels
verbonden, kamers bestaan. Wiedenmayer concludeerde dus dat het doel van het
graven een dergelijk gangenstelsel moest zijn. Dit doel kan in gewone
laboratoriumbakken niet bereikt worden. In het wild groeien gerbils op in een
gangenstelsel dat door hun (voor)ouders werd gegraven. Christoph Wiedenmayer
kwam erachter dat wanneer gerbils in een gangenstelsel opgroeien ze dit zullen
gaan gebruiken en niet veel zullen graven. Er is geen noodzaak om te graven
omdat er al een gangenstelsel is!
Het resultaat van zijn experimenten is dus heel simpel: wanneer gerbils in een
omgeving met een 'gangenstelsel' opgroeien zullen zij geen stereotiep
graafgedrag ontwikkelen. Belangrijk daarbij is dat dit 'gangenstelsel' uit
tenminste één kamer met daaraan aansluitend één tunnel moet bestaan. Wanneer de
gerbils alleen maar een huisje zonder tunnel hadden, trad stereotiep graven wél
op. Uiteindelijk gebruikte Wiedenmayer doorzichtige plastic buizen (20 cm lang,
5 cm doorsnee) en huisjes van plexiglas (13 x 13 x 10 cm). Een gat in de
achterwand van de standaard laboratoriumbakken leidde via de buis naar het
plexiglas huisje. Alle gerbils die in deze constructie opgroeiden lieten geen
stereotiep gedrag zien. Opvallend hierbij is dat het licht geen invloed schijnt
te hebben. Het maakt niet uit of het stelsel in het donker ligt of of het licht
doorlaat. Een eenvoudige en tevens goedkope methode dus om de condities voor
dieren in laboratoria te verbeteren!
Mijn eigen experiment
Nadat ik zijn proefschrift gelezen had wilde ik hetzelfde bij een van mijn
gerbilgroepen uitproberen. Omdat ik geen laboratoriumbakken had en mij het idee
van alleen maar ;één tunnel met huis niet echt aansprak, koos ik ervoor de
gerbils hun eigen gangenstelsel te laten bouwen. Voor mijn experiment gebruikte
ik een aquarium (100 x 40 x 40 cm) met daarin een flinke laag gewoon zaagsel
gemengd met hooi en bovendien enkele stevige kartonnen rollen. De bak was voor
een derde met dit mengsel gevuld. Het hooi en de kartonnen rollen zouden het
voor de gerbils eenvoudiger maken om tunnels te graven die niet zouden kunnen
instorten. Vervolgens zette ik een gerbilkoppel in deze bak en observeerde hun
gedrag en dat van hun jongen over een periode van enkele maanden. Het koppel
begon gauw vlijtig te graven. Zij groeven tunnels en holletjes, maar zij bleven
ook in de hoeken van het aquarium graven. Uiteraard waren deze twee gerbils niet
in een gangenstelsel opgegroeid! Hoewel zij de gelegenheid hadden om uitgebreid
in het zaagsel te graven lieten zij toch stereotiep gedrag in de hoeken zien.
Het lijkt alsof een eenmaal ontwikkeld gedrag niet meer afgeleerd kan worden.
De twee gerbils deden hun best en bouwden een mooi gangenstelsel dat elke dag
anders eruit zag. Sommige tunnels bleven altijd op dezelfde plek, en sommige
werden opgeheven of uitgebreid. Vanwege de kartonnen rollen en andere
ondergrondse niet beweeglijke hindernissen bouwden zij een paar 'kamers' die
altijd hetzelfde bleven. Kort daarna werden de eerste jongen geboren. Ik kon ze
niet zien want ze waren diep in een van de kamers verstopt maar ik kon aan de
hand van het gedrag van de moeder (en haar herstelde figuur) zien dat zij
bevallen was. Enkele dagen later had ik de gelegenheid om de jongen te zien: de
moeder had besloten zij in een andere kamer te verhuizen die direct aan een van
de glazen wanden van de bak aansloot. Het waren er vijf gezonde kleine pups. In
de loop van de volgende drie weken heeft de moeder ze nog meerdere malen
verhuisd en er was haast nooit een lid van de groep bovengronds te zien.
Het resultaat
Nadat de jongen gespeend waren observeerde ik hen om te zien of ze in de hoeken
zouden graven (de ouders deden het nog steeds af en toe). Zoals verwacht hebben
de jongen nooit (stereotiep) in de hoeken gegraven. Ik heb de bak pas na drie
maanden verschoond omdat ik het gangenstelsel niet kapot wilde maken. In de
tussentijd werd een tweede en zelfs een derde worp geboren. Ik had blijkbaar
voor een heel vriendelijke familie gekozen die geen agressief gedrag vertoonde.
Misschien juist omdat ze in een gangenstelsel leefden? Alle gerbils die in deze
bak zijn opgegroeid hebben nooit stereotiep gedrag laten zien. Zij bleven echter
de meeste tijd ondergronds.
Uiteindelijk had ik dus een fokkend koppel dat nog steeds wel minder in de
hoeken scharrelde, en een heleboel jonge gerbils met 'normaal', gezond
gerbilgedrag. Toen ik na drie maanden de bak verschoonde wilde ik graag weten of
deze gerbils niettemin zouden beginnen in de hoeken te graven zodra zij geen
gangenstelsel meer ter beschikking hadden. Ik deed dus een gewone laag zaagsel
in de bak (4 à 5 cm). De gerbils konden zich nog steeds verstoppen (er was een
kartonnen rol en een bloempot in de bak, niet met elkaar verbonden), maar alle
gerbils die hun hele leven in een gangenstelsel hadden toegebracht waren in het
begin erg bang en durfden hun schuilplaatsen niet te verlaten. Uiteindelijk
raakten zij wel eraan gewend maar zij begonnen ook in de hoeken te scharrelen!
Het duurde weliswaar lang voordat zij dit deden, en het was niet echt veel, maar
zij déden het! Het is dus niet voldoende om gerbils alleen in de periode dat ze
opgroeien een gangenstelsel te geven om stereotiep graven voorgoed te voorkomen.
Conclusie
Zoals eerder gezegd, zou het wél voldoende zijn om hen een 'verkleind' stelsel,
bestaand uit een huisje met een tunnel, te geven. Het is dus niet absoluut nodig
de bak met zaagsel en andere spullen te vullen als je dat niet wilt. Mijn
gerbils brachten veel tijd door met graven en het veranderen van hun
gangenstelsel. Daardoor werden zij de hele tijd beziggehouden en ik heb de
indruk dat deze omgeving de meest 'natuurlijke' was die je - in een aquarium
althans - kan creëren. En hoewel mijn gerbils een groot deel van de tijd
ondergronds bleven kon ik hen toch vaak zien omdat een of twee tunnels meestal
langs de voorruit liepen.
Nadeel
Het enige nadeel van deze methode is dat je het niet in de gaten hebt wanneer
een gerbil overlijdt. Als de groep wat groter is het vrij onmogelijk ze te
tellen. Het kan dus gebeuren dat een jonge gerbil doodgaat zonder dat je het
weet met als resultaat een vieze geur wanneer je de bak verschoont. Mijn
gerbilgroep uit het experiment heeft haar oorspronkelijke gangenstelsel
teruggekregen ik kon er niet tegen om de jongen in de hoeken te zien
graven. Ze hebben nieuw zaagsel en nieuwe rollen gekregen en ze hebben een nieuw
gangenstelsel gebouwd. Gelukkig hebben ze nooit meer in de hoeken gegraven! Ik
kan deze methode iedereen aanbevelen die een eind wil maken aan stereotiep
gedrag bij Mongoolse gerbils en die hen een zo natuurlijk mogelijke omgeving wil
geven.
Auteur: Vera Petrij
Vertaald door Karin van Veen
Foto ontvangen van Aline Darras
|
|