Moeilijkheden bij de geboorte zijn vaak een gevolg van
ondervoeding of overvoeding tijdens de dracht. In enkele gevallen kunnen letale
factoren een rol spelen en ook kan het dier moeilijkheden bij de geboorte
ondervinden wanneer het tijdens de dracht geregeld werd opgepakt. Ook kan het
komen omdat het vrouwtje tijdens de geboorte met teveel dieren in een kooi zit
en tijden de worp lastiggevallen wordt door andere dieren. Ook komt het voor dat
jongen van een vorig nest nog bij de moeder zitten, terwijl het volgende nest
alweer op komst is. Ik wijs op al deze mogelijkheden omdat mij nog altijd veel
vragen bereiken hoe het kan dat jongen geregeld dood gaan tijdens de geboorte.
Omdat deze gebeurtenissen vaak ’s morgens vroeg plaats vinden ontdekt men dan de
dode dieren en zoekt vergeefs naar de oorzaak. Ook is niet ieder mannetje dat
bij het vrouwtje in de kooi blijft even lief. Er zijn er die al tijdens de
geboorte het vrouwtje willen herdekken, hetgeen kan uitlopen op dode of
vertrapte jongen.
Meestal gaat het wel goed, maar het moet eigenlijk altijd
goed gaan. Daarom moeten we proberen om alle mogelijke belemmeringen van een
voorspoedige geboorte te elimineren. Een mogelijkheid zou zijn om het vrouwtje
even voor de geboorte in een andere kooi te zetten, doch geeft terugzetten dan
weer wat problemen. Het beste is de andere bewoners vlak voor de geboorte in een
kooi tegen de kooi van het vrouwtje aan te plaatsen zodat ze het contact niet
verliezen. Het komt zelfs voor dat jonge mannetjes die nog bij de moeder zitten
en net vier maanden zijn, bij de geboorte de moeder willen dekken. Er wordt vaak
teveel uitgegaan van het idee “een lief gezinnetje” met kindertjes en de
volgende kindertjes weer op komst.
Het zijn dieren en de mannetjes kunnen al op zeer jonge
leeftijd geslachtsrijp zijn. Ook vrouwtjes die op een te jonge leeftijd drachtig
zijn kunnen moeilijkheden krijgen bij een eerste worp. De leeftijd waarop
chinchilla’s fokrijp zijn ligt lager dan de leeftijd waarop het wenselijk is dat
men er mee gaat fokken.
Ander moeilijkheden kunnen zijn: Stuitligging.
Normaal ligt de foetus op de rug in de draaghoorn van de baarmoeder. Bij de
geboorte komen eerst de kop en de voorpootjes. Bij een stuitligging ligt de
vrucht juist andersom, dus het achterdeel vooraan. De staart komt het eerst naar
buiten en wordt vaak door de moeder afgebeten. Of de twee achterpootjes hangen
er ook uit en het dier blijft met de kop steken. Ontdekt men dit snel tijdens de
geboorte dan kan men het jong nog redden door het voorzichtig proberen eruit te
trekken. Vaak echter ontdekt men het te laat en is het jong reeds gestikt.
Weeënzwakte: Zijn de eerste weeën niet hevig genoeg
wanneer het jong wordt geboren dan spreekt men van primaire weeënzwakte. Zwakken
de weeën tijdens de geboorte af en houden ze na een bepaalde tijd helemaal op
dan spreekt men van een secundaire weeënzwakte. Men moet dan naar de dierenarts
die het dier kan inspuiten met een weeën opwekmiddel. Vroeger gebruikte men
Hypofysine, tegenwoordig zal men eerder calcium of oxytocine toedienen. De
geboorte kan dan op gang komen na zo’n inspuiting. Komen de jongen dan nog niet
dan zal men overgaan tot een keizersnede.
Abnormale grote foetussen: Vaak heeft het vrouwtje
dan continu weeën en doet men er niets aan dan kan de baarmoeder onder druk
barsten. Het is absolute verkeerd om als de weeën stoppen, opwekmiddel voor
weeën toe te dienen. De enige mogelijkheid is ook dan een keizersnede toe te
passen. In zo’n geval wachten wij niet tot de moeder totaal uitgeput is want we
merken snel genoeg dat in zo’n geval we een dierenarts moeten inschakelen.
Deel 2 wordt gebruikt in een volgende uitgave.
Geschreven door Renny Bouwens
Uit het clubblad van de Nederlandse chinchilla vereniging
voor liefhebbers
|